Leg de kop maar op de rug
weet dat iedere wolk
al duizend maal rond de wereld is geweest
maar dat de laagheid overleeft
weliswaar is de mist vertrokken
maar met een kap over mijn hoofd
en een knoestige vuist
schrijft het niet eenvoudig
deze lentedag
het blad in mijn hand vertedert alleen mezelf
die lage bewolking
ik weet het niet
het is alsof de dood ermee speelt
Jan Kleefstra
To dry feet
The wrath of harsher weather leaves a million,
yearly more, a-wonder why Poseidon’s hate is mine
to feel, to flee. A brackish poverty, civilian
prosperity’s brevity, ironside capitols benign
to supplication. Be it drought or flood—bah!—or freeze,
‘Torrential tides ‘re never high!’ say Neptune’s nominees.
Riding high there o’er the tumult, a Lufthansa exodus
set me down in lush peat across that concrete ‘squid’
Where natural ice is prodigal son, with no Atlantic nemesis—
here, they end the waters’ war-lust and catastrophe forbid.
Wadden is Hudson
Stranger to rustig,
Njördic nocturne,
Fryslân’s fosses
and its islands Ellis.
rustic relief.
Freya’s kiss,
pumped with peace.
Preston Losack