Waarom werken we eigenlijk? Werken we op de goede manier, kan het ook anders, humaner, fijner? Schrijver en journalist Anna Lillioja ging, hongerig naar nieuwe perspectieven, op onderzoek uit. Een queeste langs verrassende plekken.
Tekst: Kirsten van Santen | Foto’s: Natalia Balanina
Waarom altijd die koude voeten? Zou ze te lang zitten? Te verkrampt? De twee kleine ijsklompen plagen auteur en journalist Anna Lillioja uit Leeuwarden al jaren. Kille voeten tijdens het werk achter de laptop, ongemak – wat heeft dat te betekenen? Ze schrijft, ontwapenend eerlijk: ‘Heb ik met mijn hoofd bedacht dat ik schrijver wil zijn, maar wil mijn lichaam eigenlijk ander werk doen?’
Zou ze niet beter boerin kunnen worden op een boerderij met honderd paarden, zoals ze vroeger droomde. Lekker stallen uitmesten, paarden kammen. Of directeur van een fabriek waarin gecondenseerde melk wordt gemaakt, nog zo’n kinderdroom uit de tijd dat ze met haar moeder in Talinn, Estland, woonde. Nooit meer koude voeten.
Het is een kleine, maar veelzeggende anekdote uit haar boek Waarom werken we? Een boeiende essayistische zoektocht naar de zingeving achter arbeid. Verlangen wij, hardwerkende mensen en kantoorklerken anno 2025, niet allemaal naar een ander bestaan, naar iets zinvollers, iets afwisselender, iets eerlijker? Als klein meisje vuurde Lillioja de hele dag lang waarom-vragen af op haar moeder. Ze doet het nog steeds: kritisch denken, zichzelf en de wereld bevragen. Waarom werken we? is een ontdekkingstocht naar het waarom van werk, iets dat we als vanzelfsprekend beschouwen. Lillioja voert haar lezers mee naar onverwachte plekken – een bos, een Barefoot-schoenenwinkel, de gevangenis – en stuit op frisse perspectieven op onze relatie tot arbeid.
Verpieteren in de gouden kooi
Veel mensen nemen genoegen met werk dat eigenlijk geen voldoening meer geeft, de sleur slaat toe en langzaam verpieteren we in onze gouden kooi. Lillioja heeft het zelf ook ervaren: de tijd die zich voortsleept, de lange dagen achter een bureau, gruis in je hoofd. Dan wist ze niet hoe snel ze weg moest komen, op zoek naar een andere arbeidsomgeving. ‘Ik heb me nooit echt aan één baan gehecht, ik ben niet iemand van ‘voor altijd’. Uitproberen vind ik leuk, verschillende werelden leren kennen, wat dat betreft is de journalistiek een goede omgeving. Voorlopig.’
Een van de belangrijkste lessen die ze leerde tijdens het schrijven van haar boek kreeg ze van boswachter Arjan Postma uit Alkmaar, met wie ze een natuurwandeling maakte. Hij vertelde haar dat het fenomeen ‘in balans zijn’ in de natuur betekent dat iets bijna aan het doodgaan is. Als iets niet meer groeit, staat het stil en dus op het punt van omvallen. In werktaal geformuleerd: sleur is niet gezond voor mensen.
En toch, schrijft Lillioja in het hoofdstuk Wat ik over werk leerde in het wild, gaan we gebukt onder sleur, zetten we door en veronderstellen we dat er een moment bestaat dat alles ‘goed’ is. Werk, privé, alles zal op een gedroomd moment in balans zijn – een waanvoorstelling. We zouden juist in beweging moeten blijven, zeggen de schrijver en de boswachter in koor, en verandering omarmen.
‘Ik wil mijn lezers daartoe aanmoedigen: stel vragen, formuleer je eigen mening, denk kritisch na. Ik predik niet: stop met werken, maar stel de vraag: waarom doe je de dingen die je doet, ben je het ermee eens hoe het gaat?’
Burnout en midlife-crisis
Het idee voor haar boek sluimerde al jaren, sinds 2018, toen ze voor de Volkskrant een serie over verdwijnende beroepen schreef en zelf aan den lijve ervoer hoe het is, het soms monotone werken op een redactie, een kantoortuin vol elkaar beconcurrerende collega’s. Voor Vrij Nederland schreef Lillioja stukken over wat we van dieren over werk kunnen leren. Ze ontdekte dat het haar boeit om naar ‘gekke plekken’ te reizen, op zoek naar nieuwe perspectieven. ‘Iets méémaken, daar komen de beste verhalen uit.’
Zo voerde haar zoektocht haar voor dit boek naar de werkkamer van Arthur Eaton, psychoanalyticus: ze wilde weten waarom we vaak dromen over ons werk (te laat komen, ons werk niet af krijgen) en wat moeten met sleur en niet vervulde ambities.
Uit het boek: ‘Volgens Arthur is een burn-out – waar veel van zijn patiënten mee aankomen in zijn praktijkkamer – te vergelijken met een verhaal dat op is. Het verhaal dat we onszelf lange tijd vertelden. Een verhaal dat mooi genoeg was om er elke ochtend voor uit bed te komen. Maar dat verhaal kan op een gegeven moment ‘op’ raken, en dan is er niets meer om je aan vast te houden.’ Dan moet je gaan bewegen, leerde Lillioja van de psychoanalyticus, letterlijk en figuurlijk.
Mijmeren en lummelen
Ze heeft zelf geleerd dat het helpt om je werk op gezette tijden te onderbreken en iets anders te doen: de tuin in, een wandeling maken, sporten. ‘Mensen verkeren in de veronderstelling dat je door maar zo lang mogelijk achter je computer te blijven zitten wel verder komt, doorzetten… pushen… dat hebben we geleerd. Wandelen, lummelen, voor je uit staren, worden gezien als ‘je tijd verdoen’. Terwijl je daardoor juist nieuwe inzichten kunt krijgen en je creativiteit verhoogt. Dat gebeurt niet door te forceren.’
Het zou goed zijn, betoogt Lillioja, wanneer we vaker tijd voor inruimen om te mijmeren. ‘We zijn altijd maar bezig met het eindpunt, een bestemming, het eindproduct of een doelstelling die we moeten halen, in plaats van met de weg ernaartoe, met de plek waar we nú zijn.’
Tijdens het schrijven van haar boek maakte ze ook zoiets mee. Een van de eerste hoofdstukken sneuvelde: het was enigszins krampachtig geschreven, ze wilde té graag iets allesomvattends, nieuws en intelligents over arbeid schrijven. Toen ze meer op haar gevoel af ging en op zoek ging naar bijzondere plekken in de maatschappij waar ze over werk kon leren, tóén ging het stromen, kreeg ze lol in het schrijven en nam haar project een vlucht. ‘Wat ook hielp, was het idee loslaten dat álle lezers mijn boek leuk moesten vinden. Dat gaf lucht.’
‘Alles uit je werk halen’
In Waarom werken we? waarschuwt Lillioja haar lezers voor een volgens haar gevaarlijke aanname, namelijk dat werk tegenwoordig niet meer vooral een manier is om je geld te verdienen zodat je de dingen kunt doen die je leuk vindt. Het is tegenwoordig eerder het omgekeerde: wat je leuk vindt om te doen, is werk. En die overtuiging zorgt ervoor dat mensen vatbaar worden voor uitbuiting, stelt ze.
‘We moeten onze ‘passie’ in ons werk vinden, er ‘alles uithalen’, ons ‘binden’ aan ons werk, maar tegelijk krijg je van je werkgever geen belofte terug – geen vast contract, maar een losse werkrelatie en een onveilige werksfeer. Álles moeten geven maar tegelijk afhankelijk zijn. Dat is toch toxisch?’
In de cultuursector is dit probleem groot, stelt ze. Slecht betaalde opdrachten worden door freelancers voor weinig geld aangenomen ‘omdat het zulk leuk werk is’ of ‘goed voor je portfolio’. ‘Daarmee houd je een systeem van onderbetaling in stand.’
Het is tijd dat het werk van cultuurmakers op waarde wordt geschat, inclusief de ‘lege’ mijmertijd. ‘Daar moeten makers zelf ook voor in de bres springen. Wees gul naar jezelf!’
Werk als religie
Soms lijkt het erop dat werk een nieuwe religie is geworden, schrijft Lillioja. ‘Veel mensen hebben hun hele leven geploeterd, niet met het vooruitzicht op een hemels paradijs, maar op hun aardse paradijs: het pensioen aan de Costa del Sol, in een camper door Scandinavië, of met de barbecue in de voortuin van de volkswijk.’
Een onbezorgde oude dag en financiële zekerheid lijken tegenwoordig het hoogst haalbare. Maar is een zorgeloos leven wel zo prettig en interessant? ‘Als je zorgen in je leven hebt, betekent dat dat je ergens om geeft, dat je je verbindt aan de wereld. Daarin schuilt geluk. Niet in de afwezigheid van zorgen.’
Ze wijst op landen als Finland en Japan, landen waar mensen het prima voor elkaar hebben, waar welvaart en sociale zekerheid groot zijn, maar het aantal suïcides hoog. Kortom: in zorgeloosheid schuilt het levensgeluk niet.
In wat dan wel? In iets doen voor een ander, in contacten leggen, met je handen werken, iets maken. Zelf schuift Lillioja geregeld achter de naaimachine. Praktisch bezig zijn, ze kan het iedereen aanraden.
De jongere generatie, Gen Z, heeft dat overigens aardig door. Die wil geen koude, krampachtige voeten meer. Jonge werkenden stellen kritische vragen bij hoe oudere generaties de arbeidsmarkt hebben ingericht. Dat is niet ‘lui’ of ‘lethargisch’, maar een poging tot een zinvoller invulling van het leven te komen. Lillioja schrijft: ‘Je terugtrekken uit het economische model dat het uitsterven van soorten mede in de hand werkt, en kiezen voor meer tijd om simpelweg te leven, is juist een activistische daad.’

Anna Lillioja (1988), geboren in Estland, is een freelance journalist, moderator en non-fictie-schrijver. Ze werkte voor onder meer Vrij Nederland, NRC, Mister Motley, de Volkskrant en Het Parool. Lillioja woont sinds 1994 in Nederland, tegenwoordig in Leeuwarden, en studeerde communicatie en vergelijkende cultuuranalyse. Ze schrijft over mensen, dieren, cultuur en filosofie. Haar boek Waarom we werken? kwam onlangs uit bij Hollands Diep. Ze werkt momenteel voor Vrij Nederland aan een reportagereeks over de grensgebieden van Europa met Rusland.