De zwemster - Leeuwarden City of Literature

Tekst: Pia Prezelj | Vertaling: Mateja Seliškar Kenda | Illustratie: Ema Kobal

De druppel werd groter, zwaarder tussen Heb je het koud en Niet duiken, werd steeds dikker, net als pudding, beetje meer, klein beetje meer, en maakte zich toen los van de hiel, hangend over de rand, en raakte het beton.

Op dit uur is het meestal rustig, althans relatief gesproken, genoeg, net rustig genoeg voor de sprongen en de zwemslagen, die echte, volle, sterke, voor de lichtflitsen tussen de ademhalingen, waarin wat is en wat zou kunnen zijn zich vernauwt, voor het verlies in nattigheid, in kleine stukjes bladeren en gras die over de bodem van het zwembad tuimelen. Op dit uur stond ze meestal op van het verwarmde plastic van haar ligstoel en liep ze langs de lijn die zich uitstrekte over de noordkant van het zwembad, helemaal tot aan de vrieskist waar ze een waterijsje uitkoos, met als gevolg dat de zoetigheid langs haar vingers droop en die plakkerig werden, zodat zij op een bankje moest gaan zitten, kijkend langs de parasols vanwaar keer op keer vliegen op hun buik landden, en ook op de druiven die op het gras waren gegooid omdat ze in de tassen geplet werden onder het gewicht van een of andere crème, vochtinbrengende, verzachtende, beschermende, vooral dat laatste, want we kunnen onszelf tegen allerlei dingen beschermen, dacht ze, tegen heel veel dingen, daar zijn we goed in, daar hebben we veel methoden, processen en mechanismen voor ontwikkeld, vermijding en preventie hebben we onder de knie tot uitputtens toe. 

Ook deze keer zou ze door het ondiepe water lopen, haar voeten laten afkoelen en natte sporen achterlaten voor anderen die, net als zij, binnen een uur toegesproken zouden worden, Pardon, mevrouw, ik weet dat u het weet, maar ik moet u eraan herinneren dat we om zeven uur sluiten, zou de jongen zeggen die voor zijn nieuwe scooter werkte, en ook deze keer zou zij een waterijsje uitkiezen, een poosje naar de plooien van de parasols staren, haar spullen inpakken en naar huis terugkeren, langs een pad dat ze met gesloten ogen zou kunnen fietsen, naar ruimtes waar het water een dunne stroom is, beroofd van zijn afmetingen, beperkt van kracht, maar toch veilig is, hield ze zichzelf voor, want veiligheid vereist opoffering, veiligheid komt op de eerste plaats, dat hebben ze haar toch altijd bijgebracht. 

Ze ging op haar zij liggen, probeerde niet te denken aan Niet duiken en aan alle druiven, probeerde enkel aan de duisternis te denken, die roodoranje werd als ze haar ogen sloot en haar hoofd naar de zon draaide. De druppel raakte het beton – en daarna nog een en nog een. Om in slaap te kunnen vallen stelde ze zich voor hoe ze wegzonk in het wit van de ligstoel, maar die was opeens hard en scherp en ze paste er niet helemaal in, het deed pijn in haar zij en in haar schouder. U zult eraan moeten wennen dat u zich een beetje ongemakkelijk voelt, herinnerde ze zich van achter het roodoranje, herinnerde zij zich de vrouw die haar handschoenen uittrok te midden van al die kabels en knoppen en sondes en schermen, glimlachend, kalm, geschikt voor zulke momenten, immers, wie wil er nu niet een blije beul.

Ze ging zitten, tilde de plastic rugleuning op en leunde achterover. Rechts van haar strekte iemand zich uit over de rand van het zwembad, gaf iets door en zei iets tegen iemand. Gisteren nog zou ze hebben geluisterd, hem misschien hebben tegengehouden, met hem hebben gepraat, Morgen zal het blijkbaar regenen, maar nu leek alles zo klein, zo onbeduidend vergeleken met haar fase, kreeg ze te horen, alsof het iets was waarvan ze vroeg of laat zou kunnen herstellen, De meesten van jullie denken dat het alleen ’s ochtends kan voorkomen, omdat het ochtendmisselijkheid wordt genoemd, maar je kan ook overdag en ’s nachts misselijk zijn, u zult eraan moeten wennen dat u zich een beetje ongemakkelijk voelt.

In de plooien van de parasols, die ze zo graag bekeek en waar ze motieven en ritmes in zocht, zag ze vandaag maar één ding: haar afzondering uit het vertrouwde. Dat heen en weer wapperen in de wind was niet langer haar eigendom, noch de routine die zij door de jaren heen had versterkt, verhevigd, noch haar meisjesachtigheid die ze tot nu toe had kunnen delen met anderen, en die ook anderen in haar kweekten als korenaren om te kunnen oogsten, en die ze zelf ook kweekte, als sieraad droeg, zich toeëigende, vol trots. Ze keek naar de meisjes die rond het zwembad renden, met lichamen die ontzettend veel op haar eigen lichaam leken, aanzienlijk maar toch niet helemaal, en ze besefte dat dit allemaal voorbij was. Iets in haar werd zwaarder en dikker, maar toen ze eindelijk opstond om zich uit te rekken, keek de jongen die voor een nieuwe scooter werkte haar zoals altijd aan, hij knikte tegen haar zoals altijd, onder soortgenoten, dacht ze – zij was dit en dat tegelijk, twee lichamen, het lege en het volle, beide even onwerkelijk, het ene niet-meer en het andere nog-net-niet. Ze wist dat ze binnenkort zou moeten kiezen voor één van deze lichamen, voor een terugkeer die nooit meer echt mogelijk was, of voor dat wat ze noch kon noch wilde benoemen, want de klank alleen zou ook een vorm eisen, en deze vorm zou haar opeisen. Maar nu nog niet – vandaag nog niet.

Verdubbeld pakte ze haar zwembril en waggelde naar het zwembad. Met het water tot haar schouders spuugde ze op de glazen en wreef ze een beetje in, spande het bandje en trok het over haar slapen, ademde diep in, beetje meer, klein beetje meer, en duwde zich af van de rand. Beneden op het blauwe dansten kleine stukjes bladeren en gras tussen haar zwemslagen door. Uit vrije wil, leek het. 

Pia Prezelj (1995, Slovenië) was een van de schrijvers die via Leeuwarden UNESCO City of Literature deelnam aan het programma Kleine talen van literair festival Meet Me at the Lighthouse op Schiermonnikoog. Ze is schrijver, vertaler en journalist voor de cultuursectie van Delo, het grootste nationale dagblad van Slovenië. Dit jaar verscheen haar debuutroman Težka Voda.

Foto: Lana Špiler

Ema Kobal (1997, Slovenië) illustreert en maakt prenten. Op dit moment doet ze haar master aan de kunstacademie in Ljubljana. Ze heeft een speelse stijl die vaak de humor van het dagelijks leven onthult. Kobal creëert in haar werken microwerelden, waarin ze zich niet alleen concentreert op de menigte, maar ook op het individu.