Honger - Leeuwarden City of Literature

Tekst: Fien Veldman | Illustratie Cote Create

Kijk, ze maakt iedere dag een precieze inventarisatie van wat er in huis is. Hoeveel kilo aardappelen en uien, hoeveel volkorenrijst, hoeveel pasta en welk type. Kazen, vleeswaren, groenten, fruit: gedroogd of vers, in blik, in vershoudpapier, in een gesloten of aangebroken verpakking en, in dat laatste geval, hoe de verpakking precies is aangebroken. Waar het op neerkomt: ze zal erachter komen als je zomaar iets pakt. Dat doe je dus niet. Ik zit aan de tafel in de eetkamer en kan vanaf hier een deel van de keuken zien. Ik zit hier graag, het helpt soms.

Ik weet dat ik hier nog maar vijf maanden ben, ik hou het bij op een kalender, maar het voelt veel langer. De enige herinnering aan mijn vader en moeder die me nu nog helder voor de geest staat is die aan de laatste maaltijd die ik met ze deelde. Kotelet, aardappelpuree en zuurkool. Als dessert aten we Marroni-chocolade, waarvan mijn vader stukjes afbrak om ze aan mijn moeder en mij te geven. Daar droom ik soms nog over.

Zij breekt ook wel eens chocolade, deelt het aan ons uit, maar het is heel anders. De keuken is haar exclusieve territorium. Het is niet de bedoeling dat wij ons daar begeven: zij kookt, zij verzorgt het eten: het ontbijt, de lunch, het avondeten. Zij bepaalt wat we eten, wanneer precies, en hoeveel. Ja, dat mogen we aan haar overlaten. 

Mijn ouders stuurden me hiernaartoe als au pair. Toen ze besloten om permanent in Duitsland te gaan wonen, was er in de nieuwe versie van hun bestaan geen rol voor mij weggelegd. Ik vertrok dus naar dit afgelegen gebied. Het dichtstbijzijnde dorp is zeventien kilometer verderop. De moeder benadrukt vaak dat er in de wijde omtrek helemaal niemand is, maar heel soms, als ik wandel op de brede zandwegen, word ik gepasseerd door een auto. De automobilist steekt zijn hand op van achter het stuur. 

Toen ik aankwam, was de moeder ook aan het tellen. Sinaasappelen. Ik had in de bus niets gegeten, maar ik durfde niet te vragen om een sinaasappel en er werd me niets aangeboden. Ik zocht er niets achter. ’s Avonds gingen we aan tafel. Alle kinderen bedankten hun moeder voor het eten. Wat een beleefd gezin, dacht ik. Dat ze verder allen zwegen, viel me destijds niet zo op.

Ik heb een paar strategieën ontwikkeld. Toekijken hoe zij zich wijdt aan het eten, zoals ik nu doe, bijvoorbeeld. Mensen denken dat dat averechts werkt, maar ik denk daar anders over. Als ik de geur van gebraden kip ruik, is het alsof ik het proef. Slapen, dat werkt ook. Afleiding zoeken in mijn fantasieën. Lange wandelingen maken. Soms drink ik tijdens die wandelingen een paar slokken van het koele water uit het riviertje dat van de berg naar beneden stroomt. We zitten halverwege de berg en er zou een dode berggeit hogerop in de rivier kunnen liggen, daar probeer ik niet aan te denken wanneer ik het water drink.

Ik wandel overigens niet vaak: ze zorgt ervoor dat ik niet te veel tijd buitenshuis kan besteden. Er is altijd wel iets te doen, de bedden opmaken, de was ophangen, de kinderen voorlezen, de vloer dweilen. Als ik mijn taken heb volbracht zit ik meestal hier, aan deze tafel, en kijk geduldig toe.

Emilie, de jongste, heeft toen ze zeven was een keer een appel gepakt. Dat vertelde de middelste, Victor, eens aan me toen we samen wandelden. De appel lag op de onderste plank van de koelkast. Iedereen was al naar bed toen Emilie naar beneden sloop om de appel te pakken. Ze stopte hem onder haar pyjamajasje en at hem op in haar slaapkamer. 

De volgende dag werd besloten dat het gezin drie maanden niet met haar mocht spreken en geen oogcontact met haar mocht maken. Victor zei dat ze van nature een springerig kind was, maar na die periode raakte ze in zichzelf gekeerd. Toen Emilie weer mocht praten deed ze het alsnog zeventien dagen lang niet. Haar stem is erdoor veranderd. Ooit had ze een heldere kinderstem, maar nu is ze nauwelijks verstaanbaar en spreekt ze alsof er altijd iets vastzit in haar keel.

De moeder telt rustig door. Ik blijf kijken, zie de etenswaren op het aanrecht liggen. Twee kilo wortels, drie zakken rode linzen, een netje rode uien. Een lamsstuk en een bos rozemarijn. Daarnaast een schaal vol fruit, en een bordje met daarop een steeds zachter wordende camembert. We zullen er vanavond een deel van eten.

Fien Veldman (Leeuwarden, 1990) won vorig jaar de Joost Zwagerman Essayprijs met haar essay Not really making it, waarin ze zich afvroeg of het mogelijk is je sociale achtergrond te ontstijgen. In 2018 kreeg ze de Elise Mathilde Essayprijs. Haar debuutroman Xerox komt in 2023 uit bij Atlas Contact.