Gedicht: Paul van Dijk | Foto: Angelo Wagan (Unsplash)
Parijs heeft de ramen opengezet
een milde wind waait over de Place Beaubourg
lummelende wolken en cappuccino in aantocht
ik zit buiten aan een tafeltje van een café
midden op straat zet een man zijn huis neer
met een klap slaat hij de deur van een oude mercedes dicht
en doet net alsof hij het woeste getoeter niet hoort
in zijn handen een grote plastic zak met vogelzaad
dan, gefladder uit alle hoeken, stadsvogels,
het plein een boek met witte bladzijden, letters rondgestrooid
een mengelmoes van grijs, de straat een tapijt
vallen ze hem aan? fluistert mijn reptielenbrein
dat wij tweeën elkaar hier ontmoeten, gniffel ik
de man die de pest heeft aan duiven, en hij
die zachtjes met zijn hand over de veren aait
bij elke vale veelvraat weer andere dingen ziet,
het blauw grijs van het lijfje, de lichtgrijze vleugels
het wit, de vreemde zuurstokroze pootjes‘Qui est-ce?’ vraagt iemand aan de garçon
‘un ami des pigeons,’ zegt hij
ongemerkt verdwijnt de duivenman
in een wolk van grijs geluk
Paul van Dijk (geboren in Sneek, woonachtig in Workum) schrijft kinderboeken die hij zelf illustreert. Ook maakt hij voorstellingen met zijn eigen (muziek)theatergroep, Knûkel. Voor zijn debuut als dichter, de bundel Famke fan snie, won hij de D.A. Tammingapriis 2022.