Ode aan een papiervis
Door Marjolijn van Heemstra

Dit zag je op verschillende kliko’s
die vanochtend aan de straat werden gezet
In de vloer van het podium in het Eindhovens Parktheater zit een luik. In het luik woont een papiervis. Het is puur toeval dat ik hem zie als ik tijdens een repetitie uit nieuwsgierigheid dat luik opentrek. De ontmoeting is kort. Een halve seconde, dan schiet hij weg. Of eigenlijk is schieten niet het juiste woord. Het is een wiebelen, zoals vissen onder water doen. Een landvisje is het. Geschubd, glanzend, wortelvormig, met lichaamslange antennes. Behorend tot de franjestaarten, directe familie van de zilvervis.
Er ligt een aangevreten stukje script in het luik. Spiekbriefje misschien van een onzekere acteur. Vanavond staat Moeder Courage op de planken boven dit luik. Een toneelstuk dat de Duitse schrijver Bertolt Brecht bijna een eeuw geleden schreef, over een moeder die in oorlogstijd haar kinderen moet beschermen.
De papiervis, lees ik de avond na onze ontmoeting, schijnt een goede moeder te zijn. Een van de weinige insecten die aan broedzorg doet. De vrouwtjes voeden de kinderen op tot ze oud en wijs genoeg zijn om de wijde wereld in te trekken. Of in dit geval: het wijde rooster.
De belangrijkste les voor een kleine papiervis is waarschijnlijk: blijf weg van mensen. Wie iets wil weten over deze soort komt eerst langs pagina na pagina van de ongediertebestrijding. Er gaan handleidingen rond voor de beste moordmethode. Lokdozen, lijmvallen, kitpistolen. Ik lees ook dat dit doodverlegen oerinsect stamt van ver voor de dinosaurussen. De soort is driehonderd miljoen jaar oud. Toen de mens in onze huidige vorm op aarde kwam, had de papiervis al tientallen tijdvakken meegemaakt, vier uitstervingsgolven en meer dan honderd ijstijden.
Een dag later ben ik weer in de zaal. Ik heb besloten dat de papiervis die ik gisteren zag een vrouwtje is, een moeder. Voorzichtig til ik het luik op. In een fractie van een seconde zie ik haar naar de rand van het rooster wiebelen. Dezelfde als gisteren, dat weet ik zeker, hoewel ik er geen bewijs voor heb. Ik kijk naar de donkere woonplaats van dit miljoenenjaren oude dier en er schiet me een zin van Bertolt Brecht te binnen: ‘Sommige staan in het donker, anderen staan in het licht. Die in het licht die ziet men, die in het donker ziet men niet.’ In het Duits rijmt het beter: nicht en Licht. Brecht schreef over ongeziene levens aan de rafelrand van de samenleving. Ook in deze rafelrand voltrekken zich levens, door ons systematisch over het hoofd gezien.
Mijn oog valt weer op het aangevreten stukje script. Niet meer dan een aperitief voor een papiervis. Ze verteert met gemak de ruggen van boeken, knabbelt hele archieven weg. De think before you print beweging is voor haar een ramp maar gelukkig kan ze tot driehonderd dagen zonder voedsel. Het is een asceet als het moet. Een hongermonnik van twee centimeter die met een beetje mazzel tot tien jaar oud wordt. Maar de papiervis telt uiteraard geen jaren. Dat is wat mensendieren doen; wij leven in de tijd, voor andere dieren geldt het omgekeerde. De tijd leeft in hen. Zij zijn hun eigen eenheid.
Ik buig me voorover, mijn hoofd in het luik. Ik adem de stoffige droogte in van deze insectenbiotoop. Verwoester van kennis, wordt de papiervis genoemd. Maar hangend in het luik zie ik het anders. Overschot bedreigt de wereld, deze soort ruimt op. Boodschapper uit het late precambrium die de mensen vertelt dat niet alles bewaard hoeft. Dat wat wij kennis noemen, voor andere dieren voedsel is. Bovendien, wie goed kijkt naar een boek door een papiervis aangevreten, kan zomaar concluderen dat ze fijnzinnig te werk gaan. Dat was in elk geval mijn conclusie toen ik gisteren langs foto’s van papiervis-schade scrolde.
Hier en daar een hapje. De gaatjes die ze achterlaten: perfect asymmetrisch. Je kunt je afvragen hoe deze knager zijn woorden kiest. Of er smaakverschil is tussen klinkers en medeklinkers, fictie en poëzie. Wat het betekent dat hij zich een weg in onze verhalen eet. Alsof hij via de letters het menselijk universum betreedt.
Ik leg een stukje papier naast de snipper script die er al ligt. Wat extra voeding voor de komende tijd. Als ik het luik weer sluit voel ik een vreemd soort troost. In de verlichte mensenwereld grijpt de zesde uitstervingsgolf in alle hevigheid om zich heen. Maar op onverwachte plekken floreren wezens die ons ruimschoots gaan overleven. Dieren die ondanks alles overeind blijven, in de parallelle universa van luiken, buizen, roosters. Ongedierte zijn de ondanks dieren, die ondanks ons blijven bestaan. Te taai om klein te krijgen. Ze vertegenwoordigen niet alleen een onvoorstelbaar ver verleden maar ook een verre toekomst zonder ons. Zij dragen de visioenen van een aarde die herstelt, die industrie en opblaasflamingo’s van zich afschudt, piepschuim en PFAS langzaam vermaalt.

Marjolijn van Heemstra
Marjolijn van Heemstra (1981) studeerde godsdienstwetenschappen met als doel conflictbemiddelaar te worden. Voor het zover kwam rolde ze het theater in en inmiddels werkt ze als dichter, schrijver, theatermaker, journalist en podcastmaker. In haar werk onderzoekt ze op een toegankelijke manier hoe we anders kunnen nadenken over onszelf en de wereld. Met haar dichtbundels en romans won Marjolijn van Heemstra verschillende literaire prijzen en haar laatste roman werd in acht landen vertaald.
Sinds 2019 schrijft Marjolijn van Heemstra voor De Correspondent over de vraag hoe de ruimte ons kan helpen om anders naar de aarde te kijken. Haar non-fictie boek over dit thema, In lichtjaren heeft niemand haast, werd verkozen als NPO radio 1 Non-fictie Boek van het Jaar 2021. Begin 2023 kwam haar essay voor de Maand van de Filosofie 2023, Wat is ruimte waard, uit. Het theatercollege gebaseerd op dit boek ging in november 2023 in première.
Fotograaf: Frank Ruiter