Nu en altijd
Door Marjoleine de Vos

Je kon deze tekst zien bewegen
Op het strand van Workum
Een novemberdag met onbestendig weer, grote stukken blauw in de lucht, wolken in vlagen en vegen. Ik fiets tussen de kale akkers, wind in de rug. Het is half elf ’s ochtends en heel stil, de zon schijnt, in de verte staat de kerktoren van Eenum tegen een zeer donkere dreiglucht. Maar hier is alles rust en vrede, niets dan het geluid van mijn fietsbanden op de weg. Dit mag van mij heel lang duren, denk ik, terwijl ik tevreden naar de glanzende kleischollen kijk en me opgenomen voel in de ruimte, alsof ik helemaal thuis ben.
Is dit geluk? De vraag komt als vanzelf op. Misschien wel, of is dit gewoon tevredenheid van zzoem zzoem zzoem en zzometeen lekker koffie als ik thuis ben – en daarna weer gewoon alle dagelijkse klusjes en werkjes en heel dat geluk is weer weggewaaid als een van die gele blaadjes die uit een boom komen vliegen.
Ik ben niet overweldigd door een of ander hevig gevoel. Dit stukje wind in de rug duurt maar vijf minuten, als ik zo de bocht om ben is alles alweer anders, minder prettig en rustig. Het klinkt eigenlijk nogal hysterisch om dit meteen ‘geluk’ te noemen, als ik er niet toevallig even bij stil had gestaan was het helemaal niets geweest.
Maar toch. Dit is niet de enige of de eerste keer dat ik hier zo fiets. Elke week twee keer na het sporten kom ik over deze weg, meestal met de wind in de rug omdat de wind nu eenmaal graag uit het zuidwesten komt, altijd heb ik het tevreden gevoel iets gedaan te hebben, altijd lonkt die koffie en staat de kerktoren van Eenum daar – ja, eigenlijk verheug ik me wel vaak op deze vijf minuten.
Wordt piepklein geluk toch een echte vorm van geluk als het herhaald wordt? In herhaling zit ook bestendiging. De vluchtigheid is minder vluchtig als-ie er elke keer weer is, dan wordt een ogenblik in verzameling alsnog duur.
Eigenlijk gaat het zo met alles. De geur van de stoofschotel in de oven hoort bij alle keren die stoofschotel in de oven. Op een zondagnamiddag in de huiskamer zitten, eindelijk tijd voor dat boek, de theepot naast je op het tafeltje, buiten is het licht al laat en laag, Schuberts kwintet klinkt hartverscheurend prachtig, zo hartverscheurend dat je ophoudt met lezen en door de ramen in de verte kijkt en niet weet wat je denkt omdat alles een geheel is geworden waar je in opgenomen bent.
Alweer zo’n middag. En alweer voel ik me opgenomen in een groter geheel. Blijkbaar zit het daar ergens, dat allergewoonste geluk, in herhaling én in helemaal zijn waar je bent, zó zeer dat je er als het ware niet eens bent. Niet als individu met een levensgeschiedenis, op dit moment besta je gewoon, helemaal, je denkt niet maar je bent je er wel bewust van dat je hier bent. En dat je dat immens bevalt.
Ineens lijken zulke momenten niet te versmaden strooigoed door de dagen, de weken, de jaren, kleine pepernoten van het leven. Makkelijk tuttig en kleinburgerlijk te vinden ook, maar dat lijkt me toch een misverstand. Er zijn genoeg geweldige en verschrikkelijke dingen, maar wie wil de hele tijd in turbulentie leven? We hebben ook vrede nodig. Ik denk altijd aan Etty Hillesum die in kamp Westerbork, waar de verschrikkingen aan alle kanten op de loer lagen, toch genoot van de weerspiegeling van de hemel in een plas, van een veld bloeiende lupinen. Wie zichzelf zulke vreugdes ontzegt, maakt het leven heel wat moeilijker te dragen. Ruim 25 jaar geleden schreef ik eens een gedicht dat ‘Nu en altijd’ heet, over al die momenten die je vergeet, over het lukrake van herinneringen. In de tweede strofe komt het gedicht tot een aanbeveling: ‘Herhaal dus het heden tot in eeuwigheid’ en dan volgt een opsomming van het soort dingen die het heden steeds weer even plezierig maken, ‘gekoer in de dakgoot, de krak/ van de schaal die steeds nog niet breekt,/ het versleten roze van lakens, zang/ in het bad, de geur van nivea, kip in de oven.’
Ja, denk ik ook nu nog, zúlke dingen. Ik wil niet zeggen dat het daar allemaal om gaat, want we weten best dat er veel grotere en ernstiger zaken zijn die de aandacht opeisen. Maar het zijn de gebeurtenissen van niets die ons de dagen door dragen, het dunne zonlicht dat nú op mijn werktafel valt, de kerktoren zichtbaar tegen de witblauwe najaarslucht, dat ik er ben, dat ik dit zie.
‘Wie er geen acht op slaat vergeet de weelde
van lage zon op het uitzicht, glanzend
in het licht dat uit de hemel valt, nu en altijd.’

Marjoleine de Vos
Marjoleine de Vos (1957) is neerlandica en woont in Noord-Groningen. Zij was bijna veertig jaar als redacteur verbonden aan NRC waarvoor ze tot op heden al ruim 25 jaar een beschouwelijke column schrijft. Ze schrijft bovendien met grote regelmaat over het plezier van eten en koken. Zij publiceerde vijf dichtbundels, de laatste, Hoe verschillig, verscheen in 2021 bij uitgeverij Van Oorschot. Daar verschenen ook het succesvolle wandelessay Je keek te ver (2020) en de beschouwingen En steeds is alles er. Over missen en herinneren (2023) en Zo hevig in leven. Over sterfelijkheid (2024).