Gestold geluk
Door Stefan Brijs

Woorden van Brijs staan op een bouwdoek nabij Oosterbierum
Bij de toegang naar Dijk van een Wijf van Sense of Place
Twee meisjes op het strand. Ze rennen op blote voeten langs de branding van de zee. Hun lange, witte zomerjurken bollen op. Tonen hun enkels. Een knie. Ze dragen hun haar in een dot. Het ene meisje is blond en kijkt over haar rechterschouder. Het andere meisje heeft kastanjebruin haar en lacht. Haar lach zit in alles. In haar ogen. In haar wang. In haar sierlijke hals. In de tint van haar huid. In de vouwen van haar jurk. De meisjes zijn een jaar of tien. Een magere jongen van acht, misschien negen jaar, zit hen op de hielen. Die jongen is naakt. Van kop tot teen. Zijn natte huid glanst in het zonlicht. Hij moet net uit het water gekomen zijn. Ook in hem zit de lach overal. In zijn gezicht. In zijn borst. In zijn armen. In zijn blote billen. In zijn rennen. Hij rent zo hard dat hij lijkt te zweven.
Achter hen strekt de zee zich uit. Het water is een palet van alle kleuren blauw. Licht en donker. Ook enkele vegen groen. En het wit van de brekende golven. In de zee nog meer jongens. Jongetjes. Ook naakt. Eentje staat tot aan zijn knieën in het water en wacht op de volgende golf. Hij heeft zich schrap gezet. Een ander is nog bezig overeind te kruipen. Raapt zichzelf op. Een derde jongen staat tot aan zijn borst in het water, een vierde tot aan zijn heupen. Zij kijken naar de meisjes op het strand. Hun vrolijke gegil moet de aandacht hebben getrokken. Een van de jongens houdt een hand boven zijn ogen. Hij kijkt tegen de zon in. De zon die het hele tafereel in het licht laat baden. Zee. Strand. Kinderen. Het is zomer in Valencia. De zomer van 1908. Toen alleen de zon brandde. De wereld niet. Nog niet.
Ik zet twee stappen naar voren en alle kleuren vloeien door elkaar. Ik zie enkel vlekken, alsof ook ik tegen de zon in kijk. Te lang in de zon heb gekeken. Nóg een stap en ik beland in het tafereel. Ik hoor al het ruisen van de zee. En nu het gegil van de meisjes. De lach van de spiernaakte jongen. Ik begin mijn kleren ook uit te trekken. Ontdoe me tegelijk van de jaren van volwassenheid. Werp ten slotte met mijn ondergoed de puberteit van me af. De zon brandt op mijn huid. Het warme zand kietelt mijn voeten. Vooruit nu. Het water in. Mag ik er even langs? De jurk van het meisje met het bruine haar strijkt langs mijn benen. Onze blikken kruisen elkaar. Negen jaar ben ik en op slag verliefd. Een buik vol vlinders. Opzij. Opzij. De jongen die achter de meisjes aan rent, zwaait met zijn armen. Hij holt me voorbij. Zout water spat van zijn huid op mijn huid. Ik aarzel een ogenblik. De zee in of de meisjes achterna? Natuurlijk de meisjes.
Ergens roept nu een meeuw. Meer meeuwen. Ze krijsen. Ik hoor ze wel maar zie ze niet. Ik zet een stap naar achteren. De golven in de zee stoppen met breken. De kinderen in het water houden de adem in. Kijken zij nu naar mij? De meisjes vertragen. Komen tot stilstand. De stof van hun jurken verduurt. De jongen achter hen verstart. Zijn huid droogt op. Het licht verandert in witte klodders. Het zand in bruine strepen. Streken. Penseelstreken. Los aangebracht. In de zomer van 1908.
Ik draai me om. Hoor nog steeds de meeuwen. Hun gekrijs. Die man. Die man daar. Dat roepen ze. Geen meeuwen. Mensen. Het zijn mensen. Kijkend. Wegkijkend. Handen voor de mond. Schaamte in het gezicht. Verontwaardiging in de ogen. Ontzetting. En ik die me afvraag waar het ooit is misgegaan. Waar de onschuld naartoe is. Wanneer zijn we zo oud geworden? Zo bang? Zo boos?
(Bij: Corriendo por la playa. Valencia. 1908. Joaquín Sorolla.)

Stefan Brijs
Stefan Brijs (1969) is schrijver van romans, essays en reisverhalen. Zijn romans, waaronder De engelenmaker, Post voor mevrouw Bromley en Maan en zon zijn meermaals bekroond en in vele talen uitgebracht. Sinds 2014 woont en werkt Brijs in Andalusië (Spanje), waarover hij drie bundels vol impressies, aantekeningen, belevenissen en verhalen publiceerde: Andalusisch logboek (2016), Berichten uit de vallei (2020) en Het geduld van de bloemen (2025), een urgent relaas over de schoonheid én de kwetsbaarheid van de hem omringende natuur.