Alles
Door Miriam van Tunen

Deze tekst vind je bij de self service-balies van dbieb
Blokhuisplein 40, 8911 LJ Leeuwarden
Nu ik weet dat je ziek bent en nooit meer beter wordt, durf ik eindelijk te zeggen wat ik al zo lang wil schreeuwen, namelijk dat ik van je hou!
Ik hou van je sinds de eerste keer dat ik je op de opleiding verpleegkunde zag. Je had een branie waar ik metershoog tegenop keek en een bravoure waardoor ik mezelf onzichtbaar wilde maken. Ik wist toen al dat ik voor altijd in je buurt wilde blijven, bang om wat te missen. Ik hield van je brein, van de verbindingen die je kon leggen en hoe je mij daardoor leerde hoe de wereld in elkaar stak. Je had het vermogen om mijn gedachten te verwoorden en mijn zelfkritiek met milde rand te zijn. Ik hoorde bij jou als vanzelfsprekend en zo bleef het, tot vandaag en de morgen die jij misschien niet krijgt.
We hebben nooit concreet iets uitgesproken, maar na de laatste dag op kamp pakten we samen de bus naar mijn kamer en ben je niet meer weggegaan.
Jij werd ‘thuis’. Ik had weinig, mijn boeken, mijn gitaar (waar jij op speelde) en wat kleren. Vanaf het moment dat jij mijn huis bezat slopen er steeds meer spullen binnen; van die metalen sculpturen, platen en schilderijtjes. Je bracht sjaals mee in allerlei kleuren, die zelfs na een wasbeurt nog onmiskenbaar naar jou roken. Als jij werkte droeg ik ze, net als jouw blauw geruite pyjama. Het bracht het veilige gevoel dat ik vroeger had op kerstochtenden: de familie was compleet. Jij was mijn familie.
Nadat we ons diploma hadden gehaald en eindelijk wat meer verdienden, verlieten we de zusterflat. Mijn ouders waren blij dat ik de woningnood wist te verslaan en een huurwoning had weten te bemachtigen. Hoewel ze het wel spannend vonden dat ik naar de grote stad vertrok. Maar, zoals mijn moeder het zei, ‘je bent tenminste niet alleen en zo de Here wil zal Hij een man op je pad sturen’.
Dat ik ‘mijn man’ allang had gevonden vertelde ik niet, waardoor ‘het grote geheim’ ongezegd bleef. Dat wij bij elkaar hoorden mocht geen woorden hebben, het mocht in onze kringen nooit openlijk bestaan. Zelfs toen mijn ouders stierven, rouwden we op gepaste afstand van elkaar en raakte jij slechts mijn arm aan als troost.
‘Het grote geheim’ reisde met ons mee toen we een huis kochten. We genoten van het leven en probeerden ons niet te veel aan te trekken van linkse rakkers die riepen dat uit de kast komen ‘de weg naar geluk’ was, of van conservatieven die spraken van hel en verdoemenis over onze levenswijze. Wij besloten dat ‘anders zijn’ niet bestond en leefden als kompanen met extra’s, die ongezien ook van waarde konden zijn.
Wanneer wij samen waren, dan was er nooit iets anders dan oprechtheid. Ik vond je mooi in al je vormen; als je met wilde manen meebrulde met het lied van de wekker en mij wakker mepte met de dekens. Als je, terwijl ik probeerde te slapen, mij een stuk uit je boek voorlas: ‘Dit moet je horen, omdat je moet voelen hoe mooi een zin is.’ Omdat je nooit saai was en ik daardoor kon verdragen dat je mijn nacht verstoorde met je voorgelezen teksten. Ik vond je echt, echt heel mooi. Zoals je in kleermakerszit met je ogen dicht luisterde naar Miles Davis of stond te koken en dan hardop zei: ‘Zo is het, zo is het precies’, wanneer de tekst van een lied je raakte. Ik wist dan dat ik diezelfde regel vroeg of laat in mijn rood-gele broodtrommel op een post-it terug zou vinden en glimlachte als ik je handschrift zag. Je begreep dat liedjes gemaakt werden om naar te luisteren en om door te geven. Het gaf een taal die je soms zelf niet beheerste, maar waardoor ik wist dat je mij lief had, juist op grijze dagen.
Ik was voor jou bereid om het vuur uit de sloffen te lopen. Al was het alleen maar omdat ik zo’n intense bewondering had voor de manier waarop je jezelf droeg in de buitenwereld. Hoofd omhoog. Als jij door de gangen van ons hospitaal liep, dan kwam er iemand binnen. Ik vond het machtig mooi als anderen hun hoofd voor je omdraaiden. Je was een ondoordringbaar fort voor velen en van binnen een veilige plek voor mij. Ik vond het een eer dat je mij zonder woorden door de poort had laten lopen waar ik je geheimen mocht kennen. Het gekke is, het moment dat ik door die poort liep veranderde mijn leven en voelde het tegelijkertijd alsof het altijd zo geweest was. Jij was verdrietig, we stonden in die slaapzaal op dat kamp van school. Ik troostte je, of althans deed een poging en jij zei: ‘Wil je nou in hemelsnaam mij gewoon even vasthouden?’ Ik had nog nooit iemand op die manier geknuffeld maar deed wat je mij vroeg. Ik deed mijn armen om je lijf, jij legde je voorhoofd op mijn schouder, ik gaf je een kus op je haar en zei dat ik van je hield. Je keek mij aan, daar zei ik het nog een keer en je zei dat je ook van mij hield. Ik trilde, was onzeker en tegelijkertijd was alles goed.
Het was de start van een leven lang verzotheid, ook in omstandigheden van tegenspoed, omdat onze liefde onontkoombaar was. En God weet hoe onontkoombaar het was, we hebben niet eens de moeite genomen er tegen te vechten. Jij en ik waren een gegeven vanaf het moment dat ik zei dat ik van je hield. Ik gun dat iedereen. Alles kan je gegeven worden als je in de juiste ogen kijkt en dat gevoel durft te volgen, ook als het je wat kost. Een mens weet wanneer het menens is en zo’n liefde staat niet op elke hoek van de straat op je te wachten. Sommige mensen denken dat ze het gevonden hebben. Ze zitten met de kerst aan de dis en kijken tevreden naar de kinderen, het paleis waarin ze wonen, het succes dat ze verkregen hebben afgedrukt op de loonstrook. Het geluk afgemeten aan vakanties of ruzies die toch maar mooi bijgelegd zijn omwille van kinderen, het gemak of het bezit. Maar wij zagen de stille treurigheid van lege gesprekken en afstanden overbrugd door een telefoon tijdens een etentje.
‘Wij hebben elkaar altijd wat te vertellen, wat mankeert die mensen toch?’ vroeg ik je. ‘Hen mankeert niks, ze hebben alleen een andere liefde’ zei je dan. Ik schudde meewarig mijn hoofd, ervan overtuigd dat er wel degelijk iets schortte aan de stellen die ik aan andere tafels zag. Maar ik was niet zoals jij in gebrokenheid opgegroeid. Ik kende alleen de liefde die ik geleerd had en dacht dat als ik zelf niet genoeg gaf, mijn liefde misschien ook wel zou verworden tot de saaiheid die ik in het bestaan van anderen zag. Ik begreep niet dat jouw keuze voor mij niet afhing van mijn dagelijkse onhebbelijkheden of gedrag. Ik twijfelde daarom lang of ik wel voldoende te bieden had aan iemand zoals jij. Ik was bedraad met een onzekerheid die jij wel aankon, maar die ik zag in een ander licht. Mij was geleerd om waarde te hechten aan wie ik was voor de mensen om mij heen. Maar dat was niet waar het voor jou om draaide in het leven. Jij was degene die mij zei dat het ging om mijn vuur, de lichtjes in mijn ogen, de halve zin die ik begreep, mijn lijf dat precies paste in jouw armen. Het ging jou om wie ik was, niet om wat ik te bieden had. Het ging niet om wat ik kon geven en of ik daar wel aan voldeed. Je zag mij, de zaken die mij mij maakte en wie ik was beviel jou. Mijzelf zo gezien en gekend voelen, dat legde een basis, verdreef onzekerheid, maakte mij gelukkig.
En natuurlijk, er waren tijden van tegenslag, zeker toen ik mijn baan kwijtraakte en mijzelf er niet toe kon zetten om vooruit te komen. De zon kon de hele dag niet schijnen, maar de blijdschap om bij jou te horen was er altijd, zeker wanneer je thuiskwam. Jouw leven had een dynamiek waar ik mijzelf aan kon vasthaken en god, wat heb ik daar van genoten! Dat we elkaar leerden kennen en meer dan zestig jaar met elkaar mochten leven, het is ongelooflijk dat dit geluk mij ten deel gevallen is. Ik kreeg zoveel meer dan ik mijzelf waard vond en daarmee was ik jaren tevreden. Maar nu jij ziek bent en ik weet dat ik je ga verliezen heb ik dieper dan ooit het verlangen om ‘het grote geheim’ niet langer te dragen. Want als jij er niet meer bent, liefste, dan draag ik dit alleen. Dat kan ik niet en daarom schrijf ik. Ik wil in jouw sterven gekend zijn als partner, als geliefde, als meer dan alleen jouw vriendin.

Miriam van Tunen
Miriam van Tunen; geboren Zaankanter maar sinds het vinden van de liefde woonachtig in Leeuwarden, de plek waar we onze kinderen met veel plezier laten opgroeien. Leeuwarden heeft alles; het groen waar we samen met de hond genieten en de stad waar we cultuur opsnuiven, pubquizzen en de plaatselijke middenstand steunen. Maar bovenal is het de plek waar onze vrienden en familie wonen, iets waar ik veel waarde aan hecht.
Als Social Worker vind ik het fijn om op een actieve manier iets extra’s bij te dragen aan de samenleving. Ik doe vrijwilligerswerk op scholen waarbij ik voorlichting geef over discriminatie maar vooral over acceptatie en hoe we met elkaar kunnen samenleven op een prettige manier.
Het liefst ben ik thuis, met vrienden en familie rondom onze grote tafel eten en verhalen delen of hangend op de bank met goede gesprekken. Leven is in stilte lezen en schrijven, nieuwe dingen ontwikkelen, muziek en de natuur. En voor ik het vergeet natuurlijk, de liefde, diepe vriendschappen en de liefde, wat moest ik zonder dat?
Foto: Ruben Timman